Eerder schreef ik over mijn tocht door de geschiedenis van het College in het nationaal archief in Den Haag. In vervolg hierop de periode van de tweede wereldoorlog.

De notulen spreken van een vergadering in het centrum van Rotterdam op 6 mei 1940. Acht dagen later bombardeerde de Duitse luftwaffe het hele centrum van Rotterdam kapot!

“Op 6 mei 1940, enige dagen voordat de bom barstte, hadden we nog een goede vergadering met een excursie naar een margarinefabriek in Rotterdam. Van de schrik bekomen vergaderden wij op 13 oktober 1941 in Utrecht en besloten een bezoek te brengen aan een meelfabriek in Deventer. Om tactische redenen was het clubblad “periodiek” al stopgezet en in 1942 werden we door de bezetter gedwongen om te stoppen met onze activiteiten”.

Op 5 oktober 1942 ploft er op de mat van Rivierenlaan 138 te Amsterdam (in de 60er jaren hernoemd naar President Kennedylaan) een brief gericht aan het College van Keurmeesters. De Inhoud is de "verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied".

“Met ingang van heden is Het College van Keurmeesters ontbonden en de heer Woudenberg uit de P.C. Hoofdstraat is de Liquidateur. Het vermogen wordt na aftrek van 2 % administratie kosten toegewezen aan het Nederlandsche Arbeidsfront, bij welke instelling de leden der ontbonden organisatie hierdoor worden aangesloten. U is gehouden onmiddellijk na ontvangst van dit schrijven de kasmiddelen, effecten, andere waardepapieren, de eigendomsbewijzen, hypotheekacten, kadasterbescheidenen, de boeken, de ledenlijsten alsmede de complete inventaris van Uw vereniging over te dragen aan den liquidateur. Ik maak U er voorts opmerkzaam op, dat met ingang van heden tevens alle handelingen op het gebied van Uw vereeniging verboden zijn.”

Vanaf het begin van de oprichting van het College in 1924 stonden de directeuren van de Keuringsdienst van Waren niet allemaal positief ten opzichte van het College maar door het doorzettingsvermogen van de leden was er een heuse vereniging ontstaan, die echter door de bezetter werd verboden. In een vervolgbrief wijst de heer Woudenberg erop dat het College van Keurmeesters de genoemde 2% niet mag inhouden maar voor een andere overheid potje bestemd is. Het Collegebestuur gaat niet akkoord en verzoekt toch door te kunnen gaan. Er volgt een afwijzing van de bezetter, die een brief stuurt waarin men aanspoort de vereniging op te heffen en kondigt een bezoek aan de penningmeester aan.

“Brief van bezetter aan College van Keurmeesters door penningmeester verscheurd, hierdoor thuis opgezocht”

Met leedwezen kondigt de vertegenwoordiger van het Arbeidsfront aan dat de penningmeester het bezoek niet heeft laten doorgaan.  Uit de stukken van het College blijkt dat men de bovengenoemde brief als niet ontvangen beschouwde.

Een nog dreigender brief volgde. Vooraf had men afgesproken om te proberen de organisatie van het College die met veel inzet was opgebouwd zo goed mogelijk intact te houden ze noemden het "de paraplu heel houden".

Op een avond ging na werktijd om zeven uur de deurbel bij collega Jac. Bruin. Een keurig geklede heer stond voor de deur om het bevel van het arbeidersfront uit te voeren. Het vervolg wordt omschreven als stroopsmeren en ijskoud, zoethouden en chicanes. We wilden de paraplu redden en ze was gered op een stuk zijde na, zo wordt het omschreven.

De ledenlijsten zijn nooit ingeleverd! Ze hebben huiszoekingen overleeft en waren zo goed verborgen dat ook de secretaris ze na de oorlog niet meer terug kon vinden. Na de oorlog werd een verzoek gedaan aan de correspondenten om de namen en adressen van de leden (opnieuw) door te geven. “De heer Woudenberg en zijn trawanten die onze leden van het College wilde samendrukken in het arbeidersfront slaagde daar niet in. Niemand van onze leden heeft daar gehoor aan gegeven”.

Voor de oorlog was er een grote saamhorigheid onder de leden en is opnieuw grote behoefte aan nieuw contact onderling.

Ook valt de plichtsbetrachting in de jaren na de oorlog op.

“Onze volksgezondheid heeft een gevoelige klap gekregen, veel zal weer van de grond af moeten worden opgebouwd, er is gespot met de hygiëne en de knoeierij vierde hoogtij. Wij moeten met de keuringsdienst naar het pijl van 1940. Daarvoor spannen wij onze beste krachten in”.

Het bestuur vraagt de leden om als College met elkaar weer vooruit te gaan.

Bij de inventarisatie onder de leden in 1945 blijkt niemand door oorlogshandelingen te zijn overleden.

In mijn volgend schrijven een verslag per dienst wat laat zien hoe men de oorlog is doorgekomen. Een collega uit Assen had bij de bevrijding een Canadese tank voor zijn deur staan terwijl de Duitsers op 100 meter afstand in de loopgraven lagen.